Hoge Raad wijst een voor de vereffeningspraktijk belangrijk arrest
In een procedure die Vos & De Lange Advocaten namens een cliënt heeft gevoerd heeft de Hoge Raad op vrijdag 24 april 2020 een voor de praktijk belangrijk arrest gewezen. In deze procedure werden zij bijgestaan door Professor Mr Thijs van Zanten van Wijn & Stael Advocaten te Utrecht.
In de kern gaat het in deze kwestie om twee vragen, namelijk wanneer de curator in een faillissement moet overgaan tot uitkering aan schuldeisers en wanneer de werkzaamheden van de curator tot een einde zijn gekomen.
De eerste vraag ziet op de uitleg van artikel 179 Faillissementswet. Uit de tekst, het doel en de totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling volgt, aldus de Hoge Raad, dat de rechter-commissaris het bevel tot uitdeling moet geven wanneer gebleken is dat voldoende uitkeerbare gelden aanwezig zijn om alle geverifieerde schuldeisers volledig te kunnen voldoen.
Met betrekking tot de tweede vraag oordeelt de Hoge Raad dat de taak van de curator tot een einde komt zodra de vereffening voldoende heeft opgeleverd om alle geverifieerde schuldeisers te kunnen voldoen. Het staat een curator op dat moment niet meer vrij de vereffening voort te zetten en de overige activa te gelde te maken ten behoeve van andere, bijvoorbeeld niet geverifieerde schuldeisers. Na de volledige uitkering van de geverifieerde schuldeisers zijn, voor zover de statuten geen andere vereffenaars aanwijst of de rechter geen andere vereffenaars benoemt, de bestuurders van de rechtspersoon (ex artikel 2:23 lid 1 BW) met de vereffening van het resterende vennootschapsvermogen belast.
Neem voor vragen over faillissement en vereffening contact op met een van onze curatoren: Mr Peter de Lange, Mr Jelle Nauta of Mr Christian Doolaard.