De normen voor de realisatie van windturbineparken zijn met name neergelegd in het Activiteitenbesluit en in de Activiteitenregeling. Het Europese Hof van Justitie te Luxemburg heeft vergelijkbare regelgeving in het Waals Gewest vernietigd, omdat de bepalingen ervan niet zijn onderworpen aan een effectbeoordelingsprocedure of aan een inspraakprocedure. Uit richtlijn 2001/42 (SMB-richtlijn) volgt dat dit wel had moeten gebeuren. Deze regelingen vormen immers het regelgevend kader voor de toekenning van toekomstige vergunningen.
Het belang en de reikwijdte van dergelijke normen zijn voldoende groot voor de bepaling van de op de betrokken sector toepasselijke voorwaarden en de keuzes die via deze normen worden gemaakt, in het bijzonder met betrekking tot het milieu. Die regelingen stellen dan ook de voorwaarden vast waaronder toekomstige concrete projecten kunnen worden vergund.
Dergelijke procedures hebben in Nederland ook niet plaatsgevonden bij de totstandkoming van hier geldende regelingen, terwijl wel zover mogelijk alle windturbines onder het beoordelingsregime van het Activiteitenbesluit zijn gebracht.
De Raad van State heeft echter vastgesteld dat de bepalingen, die voor het in werking hebben van een windturbine zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling, geen relatie laten zien met enige concretisering van enig windturbineproject in een plannings- noch programmeringsfase. Deze bepalingen geven volgens de Afdeling slechts randvoorwaarden waaraan iedere inrichting ná realisatie daarvan moet voldoen.
Het belang van de in bedoelde regelingen opgenomen normen zijn echter voldoende groot voor de bepaling van de op de betrokken sector toepasselijke voorwaarden en de keuzes die via deze normen worden gemaakt in het bijzonder met betrekking tot het milieu, die ertoe dienen de voorwaarden vast te stellen waaronder toekomstige concrete projecten voor de bouw en exploitatie kunnen worden vergund. De vaststelling van de Afdeling dat bedoelde bepalingen geen relatie laten zien met enige concretisering van enig windturbine project, in een plannings- noch programmeringsfase lijkt daarmee onjuist.
Een recente conclusie van Advocaat Generaal M. Campos Sánchez-Bordona bij het Hof van 3 maart 2020 (HvJ Eu, 03-03-2020, nr C-24/19, ECLI:EU:C:2020:143) wijst in dezelfde richting:
“”Met name moet worden benadrukt dat dergelijke plannen en programma’s het regelgevingskader moeten bevatten voor de toekenning van latere vergunningen voor projecten met aanzienlijke milieueffecten. Dat is mijns inziens het sleutelelement om de werkingssfeer van de SMB-richtlijn correct af te bakenen, zonder al te veel in te grijpen in de wetgevingsactiviteiten van de lidstaten.””
en:
“”Het lijdt dan ook geen twijfel dat het voorwerp van dat regelgevend corpus onder de SMB-richtlijn valt.””
Dat regelgevend kader is dan ook strijdig met het Europees recht. Het is waarschijnlijk daarom slechts een kwestie van tijd voordat ook door de Nederlandse regelgeving een streep wordt gehaald.
Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Mr Peter A. de Lange