Uitspraken Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 18 september 2024

Op woensdag 18 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in twee zaken uitspraak gedaan over intrekkingsverzoeken voor verleende vergunningen met betrekking tot windparken (ECLI:NL:RVS:2024:3744 en ECLI:NL:RVS:2024:3745), dit in vervolg op de zitting van 24 november 2023.

De Afdeling heeft met name over vragen van juridische aard in het licht van het Unierecht geoordeeld. Daarbij heeft de Afdeling afgezien van het stellen van prejudiciële vragen.

In dit document vindt u de juridische beoordeling van de uitspraken. In de kern komt het erop neer dat zolang de SMB-richtlijn hier te lande door de Nederlandse overheid als Europese lidstaat niet correct is geïmplementeerd (een verplichting uit het loyaliteitsbeginsel) en de nuttige doorwerking daarvan niet in voldoende mate is verzekerd (een verplichting uit het doeltreffendheidsbeginsel) de bevoegde nationale autoriteiten, inclusief de nationale rechterlijke instanties, verplicht zijn om alle noodzakelijke maatregelen te treffen om het verzuim van een milieubeoordeling te herstellen. Een vergunning dient bijvoorbeeld te worden ingetrokken, vernietigd, nietig verklaard of opgeschort.

Dat Unierecht dient met voorrang te worden toegepast. Dat brengt met zich dat het nalaten dat Unierecht te implementeren en de doorwerking te verzekeren er geen beroep kan worden gedaan op procedurele autonomie van de lidstaat en op (proces)regels van nationaal recht. Nationale rechterlijke instanties zijn immers niet bevoegd om aan de nationale bepalingen voorrang te geven boven het Unierecht waarmee zij in strijd zijn, al was het maar tijdelijk. Dan zou immers afbreuk worden gedaan aan de uniforme toepassing van het Unierecht.

Het voorgaande betekent dat zolang de onrechtmatigheid in een zaak voortduurt en de nuttige doorwerking van de richtlijn wordt beperkt er geen sprake is van onherroepelijk besluitvorming of formele rechtskracht.

Voor meer informatie kunt u met mij contact opnemen via: Peter A. de Lange

Vacature juridisch medewerker

Vos & De Lange Advocaten zoekt op korte termijn een

JURIDISCH MEDEWERKER 

Als juridisch medewerker ondersteun je in de breedste zin van het woord de advocaten die aan ons kantoor verbonden zijn. Je analyseert vraagstukken op het gebied van de algemene rechtspraktijk en schrijft memo’s en processtukken voor lopende procedures en adviesaanvragen, met accenten op civielrechtelijke en bestuursrechtelijke vraagstukken. Ook verricht je ondersteunende werkzaamheden in de faillissementspraktijk.

Ons kantoor kent een brede en afwisselende praktijk op genoemde rechtsgebieden.

Wat verwachten wij?

een afgeronde opleiding Nederlands recht;
je bent enthousiast, betrokken en oplossingsgericht;
je kunt zelfstandig werken;
je bent communicatief vaardig, zowel mondeling als schriftelijk;
je bent in het bezit van een rijbewijs B.

Wat bieden wij?

een uitdagende functie met een veelzijdigheid aan werkzaamheden;
een prettige werkomgeving met een informele sfeer;
marktconforme arbeidsvoorwaarden.

Herken jij jezelf in het bovenstaande?

Dan nodigen we je uit om uiterlijk 1 februari 2023 te reageren en een motivatiebrief met CV te mailen naar info@vdladvocaten.nl. Uiteraard is informeel overleg over de functie ook mogelijk. Maak in dat geval even een afspraak voor persoonlijk of telefonisch overleg.

Contactpersoon: Peter A. de Lange

Vacature juridisch medewerker bestuursrecht

Vos & De Lange Advocaten zoekt op korte termijn een

JURIDISCH MEDEWERKER BESTUURSRECHT

Als juridisch medewerker ondersteun je in de breedste zin van het woord de advocaten die aan ons kantoor verbonden zijn. Je analyseert vraagstukken op het gebied van de Algemene Wet Bestuursrecht, ruimtelijke ordening, milieurecht, Unierecht en schrijft memo’s en processtukken voor lopende procedures en adviesaanvragen. Ons kantoor kent onder andere een omvangrijke horecapraktijk, verleent landelijk bijstand aan omwonenden van windturbines en houdt zich bezig met bijzondere vraagstukken op het terrein van bestuursrechtelijke handhaving, waaronder op het terrein van de Wet financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft) en thema’s als fraude, witwassen en corruptie.

Wat verwachten wij?

een afgeronde bestuursrechtelijke opleiding Nederlands recht;
je bent enthousiast, betrokken en oplossingsgericht;
je kunt zelfstandig werken;
je bent communicatief vaardig, zowel mondeling als schriftelijk;
je bent in het bezit van een rijbewijs B.

Wat bieden wij?

een uitdagende functie met een veelzijdigheid aan werkzaamheden;
een prettige werkomgeving met een informele sfeer;
marktconforme arbeidsvoorwaarden.

Herken jij jezelf in het bovenstaande?

Dan nodigen we je uit om uiterlijk 1 februari 2023 te reageren en een motivatiebrief met CV te mailen naar info@vdladvocaten.nl. Uiteraard is informeel overleg over de functie ook mogelijk. Maak in dat geval even een afspraak voor persoonlijk of telefonisch overleg.

Contactpersoon: Peter A. de Lange

Interview BNR nieuwsradio met kantoorgenoot Dick Alblas over vertraging Deloitte onderzoek naar ‘Sywert-deal’

Dinsdag 5 juli jl. werd kantoorgenoot Mr. Dick Alblas door het BNR programma The Daily Move geïnterviewd over de vertraging van het forensisch accountantsonderzoek door Deloitte naar de zogenoemde mondkapjesdeal met o.a. Sywert van Lienden. Mr. Alblas geeft in het interview uitleg waarom de vertraging van de oplevering van het rapport te verwachten viel. Ook heeft hij voor de radiomicrofoon aangegeven wat het betekent om alle transacties met een inkoopwaarde van maar liefst 4,1 miljard te moeten onderzoeken en waarom het wederhoor bij een dergelijk onderzoek omvangrijk kan zijn.

Het interview is hier te beluisteren: BNR The Daily Move – 5 juli 2022

Voor nadere inlichtingen over aspecten van forensisch accountantsonderzoek kunt u contact opnemen met Dick Alblas

Tijdelijke overbruggingsregeling windturbinebepalingen

Onder andere uit de uitspraak inzake ‘Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding 2020 [1] volgt dat voor de algemene normen voor geluid, slagschaduw en veiligheid die in Nederland gelden voor de bouw en het gebruik van windturbines op grond van het Europese recht [2] een beoordeling moet worden gemaakt van de gevolgen voor het milieu. Totdat zo’n milieubeoordeling is gemaakt mogen deze normen in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling niet worden gebruikt voor windparken [3]. Het kabinet heeft daarom een ontwerp besluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en enkele besluiten op grond van de Omgevingswet [4] ter overweging bij de Afdeling advisering van de Raad aanhangig gemaakt. Het ontwerpbesluit is op 13 mei 2022 openbaar geworden [5].

Intrekking windturbinebepalingen

De windturbinebepalingen die in strijd zijn met het Europese recht worden met deze regeling ingetrokken. Aangezien die normen niet meer mogen worden gebruikt is dat juist en terecht.

Tijdelijke nieuwe algemene regels

Om te voorkomen dat onduidelijk is aan welke regels bestaande windturbineparken moeten voldoen, wordt in het ontwerpbesluit voor bestaande parken voorzien in tijdelijke nieuwe algemene regels. Die tijdelijke regels zijn inhoudelijk gelijk aan de regels die al golden en waarvan vaststaat dat deze in strijd zijn met het Europese recht. Onder andere uit de rechtsoverwegingen 83 en 84 van het Nevele-arrest [6] blijkt dat reeds verleende vergunningen moeten worden ingetrokken of opgeschort teneinde eerst een milieu-beoordeling te verrichten. De Advocaat-generaal komt tot dezelfde conclusie [7].

Ook de Afdeling is er niet van overtuigd dat diezelfde tijdelijke regels het geconstateerde ‘gebrek’ ongedaan maken. Een oordeel daarover is aan de (Europese) rechter. Als de voorgestelde tijdelijke regels het gebrek niet opheffen, betekent dit dat de werking van het Europese recht in feite wordt opgeschort. Dat is (1) alleen toegestaan bij wijze van uitzondering en (2) om dwingende redenen van rechtszekerheid en (3) moet goed worden gemotiveerd. Volgens de Afdeling advisering moeten de nu voorgestelde regels als zodanig als tijdelijk worden aangemerkt, omdat ze bedoeld zijn als tijdelijke regeling in afwachting van de uit te voeren milieubeoordeling. Het besluit regelt die tijdelijkheid van de regeling niet en in de toelichting staat geen dragende motivering voor deze uitzondering. De Afdeling adviseert dat alsnog te doen.

Tijdelijke regels strijdig met het Europese recht

De strijd met het Europese recht wordt ook met het volgen van het advies echter niet opgeheven. Reeds verleende vergunningen worden bijvoorbeeld immers niet ingetrokken, opgeschort, vernietigd of buiten toepassing verklaard.

Uit het Emmott-arrest [8] volgt, juist met het oog op duidelijkheid en rechtszekerheid, dat zolang een richtlijn niet naar behoren is omgezet een lidstaat aan een partij niet kan tegenwerpen dat deze te laat zou hebben geageerd. Er kan uiteraard geen enkel recht of bevoegdheid worden ontleend aan eigen onrechtmatig handelen of nalaten.

Van correcte implementatie van de SMB-richtlijn is voorlopig geen sprake. De gebruikte regels vormden geen rechtsgeldig kader voor de toekenning van vergunningen. Uit r.o. 19 van de uitspraak inzake Delfzijl blijkt voorts dat partijen zich op de rechtstreekse werking van de relevante bepalingen uit de SMB-richtlijn kunnen beroepen, omdat deze bepalingen voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk zijn.

Uitzonderingen?

Het Hof heeft echter aanvaard dat „bij wijze van uitzondering en om dwingende overwegingen van rechtszekerheid, een voorlopige opschorting kan [worden toegestaan] van het effect dat een rechtstreeks toepasselijke regel van het recht van de Unie op het daarmee strijdige nationale recht heeft, namelijk de terzijdestelling daarvan”.  Indien blijkt dat een milieubeoordeling in de zin van Richtlijn 2001/42 had moeten worden verricht, voorafgaand aan de vaststelling van het besluit dat de grondslag vormt voor een bij een nationale rechter aangevochten vergunning voor de bouw en exploitatie van windturbines, en deze handelingen en vergunning dus niet verenigbaar zijn met het Unierecht, die rechter de gevolgen van deze handelingen en vergunning slechts mag handhaven indien het interne recht dit toestaat in het kader van het bij hem aanhangige geding en de nietigverklaring van de vergunning aanzienlijke gevolgen zou kunnen hebben voor de elektriciteitsvoorziening in de hele lidstaat in kwestie. Een dergelijke handhaving mag bovendien niet langer duren dan strikt noodzakelijk is om een einde te maken aan die onrechtmatigheid. Het staat in voorkomend geval aan de verwijzende rechter om deze beoordeling in het hoofdgeding te verrichten.

Vaststaat dat de elektriciteitsvoorziening in heel Nederland niet in het geding is. Ook als het niet waait en geen windturbinestroom wordt opgewekt wordt in de elektriciteitsbehoefte voorzien. Er is geen enkel reëel en ernstig risico dat de elektriciteitsvoorziening wordt onderbroken.  Ook overigens staat het nationale recht tot op heden handhaving van de bestaande situatie niet toe.

Mr. Peter A. de Lange

Noten:

[1] ECLI:NL:RVS:2021:1395

[2] Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s

[3] https://www.platformparticipatie.nl/windturbinebepalingen/default.aspx

[4] Kabinetsmissive van 22 december 2021, no. 2021002535

[5] Staatscourant 2022, nr. 11933, kenmerk No. W17.21.0379/IV

[6] Arrest van het Hof (Grote kamer) van 25 juni 2020, ECLI:EU:C:2020, 503

[7] ECLI:EU:C:2020:143, r.o. 117

[8] Zaak C-208/90, ECLI:EU:C:1991:333

Windturbines en Europees recht

Het vraagstuk van de relatie tussen windturbines en Europees recht blijft zorgen voor jurisprudentie die geen recht doet aan dwingende regels van de SMB-richtlijn (2001/42/eu).

Al sinds de uitspraak inzake d’Oultremont uit 2016 (C-290/15) wordt getracht te ontkomen aan de gevolgen van de richtlijn. Met de uitspraak inzake Delfzijl (ECLI:NL:RVS:2021:1395) is de Afdeling weliswaar uiteindelijk omgegaan, maar de consequenties daarvan worden ten onrechte gebagatelliseerd en ontweken in plaats van op de juiste wijze in de praktijk gebracht. Die gevolgen zien onder andere op het feit dat de uitspraak inzake het Nevele-arrest (C-24/19) ook gevolgen heeft voor bestaande windparken, de RES ‘sen ook plannen en programma’s vormen in de zin van de SMB-richtlijn en dus ook SMB-beoordelingsplichtig zijn en ook op de voormalige windturbinevoorschriften gebaseerde plannen, besluiten en vergunningen rechtstreeks in strijd zijn met dwingendrechtelijke Unierechtelijke normen. Op de bevoegde gezagen rust ambtshalve de verplichting aldus vergunde turbines direct stil te zetten en de strijd met het Unierecht op te heffen. Die legalisatie kan behoudens in hoogst uitzonderlijke gevallen niet volgens het formuleren van eigen normen.

Mr Peter A. de Lange heeft de relatie tussen windturbines en het Europese recht inclusief van belang zijnde jurisprudentie beschreven in het volgende artikel: Windturbines en Europees recht

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Mr Peter A. de Lange.

Minder strikte toetsing aan het evenredigheidsbeginsel door de bestuursrechter

De vraag of en zo ja, hoe intensief de bestuursrechter de evenredigheid van een overheidsbesluit toetst, is afhankelijk van veel factoren. Die toets verschilt van geval tot geval. Bij het toetsen aan het evenredigheidsbeginsel gaat de bestuursrechter onderscheid maken tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van het aangevochten overheidsbesluit.

Dit staat in een einduitspraak van 2 februari 2022 van de grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak in een zaak over een woningsluiting in Harderwijk. In deze zaak vroeg de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak eerder juridisch advies aan de staatsraden advocaat-generaal Wattel en Widdershoven over hoe intensief de bestuursrechter aan het evenredigheidsbeginsel moet toetsen. Zij kwamen in hun zogenoemde conclusie van 7 juli 2021 met een aantal aanbevelingen voor de bestuursrechter.

Geschikt, noodzakelijk en evenwichtig
In navolging van een van de aanbevelingen gaat de bestuursrechter bij het toetsen aan het evenredigheidsbeginsel onderscheid maken tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van het overheidsbesluit. Als daarvoor aanleiding is, toetst de bestuursrechter (1) of het besluit geschikt is om het doel te bereiken, (2) of het een noodzakelijke maatregel is of dat met een minder vergaande maatregel kon worden volstaan en (3) of de maatregel in het concrete geval evenwichtig is. Daarmee wordt expliciet afstand genomen van het zogenoemde ‘willekeur’-criterium dat al sinds 2015 minder werd toegepast.

Glijdende schaal
De vraag of en zo ja, hoe intensief de bestuursrechter aan het evenredigheidsbeginsel toetst, hangt van veel factoren af en zal van geval tot geval verschillen. Anders dan de staatsraden advocaat-generaal voorstelden, is de variëteit in toetsing aan het evenredigheidsbeginsel niet terug te brengen tot drie standaardsituaties. Het is veel meer een glijdende schaal waarbij de bestuursrechter alle varianten tussen vol en terughoudend kan toepassen. De intensiteit van die toets wordt bepaald door de mate van beleidsruimte die de overheid heeft om een besluit te nemen, maar ook door het doel dat het besluit dient en wat het gewicht daarvan is. Verder is van belang of en in welke mate daardoor belangen van betrokken burgers en bedrijven worden geraakt. Naarmate die belangen zwaarder wegen, de nadelige gevolgen van het besluit ernstiger zijn of het besluit inbreuk maakt op de mensenrechten, zal de bestuursrechter intensiever toetsen.

Woningsluiting Harderwijk
Toegepast op de concrete zaak over de woningsluiting in Harderwijk is de Afdeling bestuursrechtspraak van oordeel dat de burgemeester bij de belangenafweging te weinig aandacht heeft besteed aan de belangen van de huurder en zijn (deels minderjarige) kinderen. Uit het besluit blijkt niet dat de burgemeester zich heeft afgevraagd of het gezin na de woningsluiting nog kan terugkeren naar de woning als de woningcorporatie de huurovereenkomst ontbindt en mogelijk overgaat tot plaatsing van het gezin op een ‘zwarte lijst’. De burgemeester moet het antwoord op die vraag alsnog betrekken bij zijn nieuwe besluit. Daarbij moet hij opnieuw beoordelen of de gevolgen voor het gezin niet onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de woningsluiting. Omdat de woning tot dusverre nog niet gesloten is geweest, zal de burgemeester ook moeten beoordelen of de noodzaak om de woning te sluiten nog steeds aanwezig is.

Grote kamer
Deze uitspraak is gedaan door een zogenoemde grote kamer die bestaat uit vijf rechters (staatsraden). Naast de voorzitter en twee staatsraden van de Afdeling bestuursrechtspraak, maken de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven en een senior raadsheer van de Centrale Raad van Beroep deel uit van de grote kamer.

Aldus persbericht Afdeling Raad van State 2 februari 2022

Raad van State vernietigt vergunningen bouw windturbines Goyerbrug

De Raad van State heeft op 28 juli 2021 de vergunningen voor de bouw van windturbines bij Goyerbrug in de gemeente Houten vernietigd (uitspraak 202004395/1/R4 en 202004449/1/R4. Dit betekent dat er geen toestemming is om deze windturbines te bouwen. De landelijke windturbinenormen uit het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling mogen als gevolg van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 30 juni 2021 niet meer worden gebruikt. Deze zijn in strijd met het Unierecht.

Die strijd is met name te vinden in het SMB-vereiste (2001/42/EG). Die richtlijn zegt dat vergunningen pas dan mogen worden verstrekt wanneer vooraf de aanzienlijke milieugevolgen van een plan of programma planMER zijn getoetst. Die bepalingen zien materieel vooral op integrale bescherming of verbetering van de menselijke gezondheid en het milieu. Er mag geen sprake zijn van verslechtering.

Die bescherming is zodanig fundamenteel van aard dat deze onder andere ook is opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2000/C 364/01) en in het Verdrag van Lissabon. Voortdurende schending van die waarborging kwalificeert als onrechtmatig en vormt een evidente ontoelaatbare belemmering van de effectieve,  integrale en nuttige doorwerking van die beschermingsbepalingen, omdat dergelijke nationale procedureregels de uitoefening van het Unierecht onmogelijk of uiterst moeilijk maken. Er kan dan ook geen beroep worden gedaan op de leer van de formele rechtskracht om te ontkomen aan die dwingendrechtelijke gevolgen van het Unierecht.

Ook individuele burgers kunnen zich rechtstreeks in en buiten rechte tegen overheid, initiatiefnemers en exploitanten beroepen op het Handvest en op het Verdrag, zowel bestuursrechtelijk als civielrechtelijk. Die bescherming beperkt zich niet tot windturbineparken (3 turbines of meer), maar geldt ook in gevallen waarbij 1 of 2 turbines in het geding zijn.

De realisatie en exploitatie van windturbineprojecten valt sinds 1 juli 2021 onder het bereik van Regionale Energiestrategieën (RES). Er moeten in dat kader hier te lande nog ruim 3.000 windturbines worden gerealiseerd. Die RES is – net als het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 en de internationale klimaatafspraken van Parijs uit 2015 – een plan of programma met aanzienlijke milieugevolgen. Die zijn echter ook niet conform de SMB-richtlijn vooraf plan-MER getoetst. Dat betekent dat deelplannen en uitvoering daarvan eveneens in strijd zijn met de SMB-richtlijn en onverbindend, althans buiten toepassing dienen te blijven en niet mogen worden uitgevoerd. Er is anders met dit ‘opknippen‘ of ‘saucissoneren‘ sprake van ontwijkingsstrategieën om aan integrale milieubeoordeling te ontkomen. Dat nu is uitdrukkelijk in strijd met het Unierecht. De door de Afdeling geboden herstelmogelijkheid via de bestuurlijke lus in de zaak Delfzijl staat op meer dan gespannen voet daarmee.

De rechtsoverwegingen 83 en 84 van het Nevele-arrest maken ook genoegzaam duidelijk dat overheden en rechters verplicht zijn de onwettige gevolgen van de onderhavige schendingen ongedaan te maken. Daar is dus geen enkele ruimte om die onrechtmatige gevolgen in stand te laten. Bovendien blijkt uit rechtsoverweging 89 van het Nevele-arrest dat die nietigverklaring ook moet worden uitgesproken indien blijkt dat de uitvoering van het windturbineparkproject al is gestart of zelfs al is afgerond. Dat betekent dat ook bestaande parken rechtstreeks door het Nevele-arrest worden geraakt en dat ook tegen die vergunningen met succes opgekomen moet kunnen worden.

Uiteraard valt sterk te betreuren dat de Afdeling de andere beroepsgronden, zoals onder andere op het punt van het Verdrag van Aarhus, schaarse vergunningen, geluid, slagschaduw, gezondheid, buiten behandeling heeft gelaten. Deskundigen Jan de Laat en Louw Feenstra hebben ter zitting van 15 juni 2021 aangetoond dat er wel degelijk verband is tussen windturbines en mogelijke gezondheidsschade. Die discussie blijft nu onbehandeld.

Windturbines zijn pas dan duurzaam als deze geen schade toebrengen aan de gezondheid van de mens en diens leefomgeving. Nederland zou wel eens te klein en te dichtbevolkt blijken kunnen zijn om dergelijke enorme industriële installaties echt duurzaam te kunnen realiseren en exploiteren.

Voor meer informatie: Mr Peter A. de Lange

Battenoord verlaten: uitspraak Afdeling over de gevolgen van de zaak Nevele voor Nederland

Op 30 juni 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over het bestemmingsplan ‘Windpark Delfzijl Uitbreiding 2020’ (202003882/1/R3). Het gaat ook in deze rechtszaak over de vraag of het arrest van het Europese Hof van Justitie te Luxemburg in de Belgische zaak Nevele meebrengt dat voor onderdelen van het Nederlandse Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling die gaan over windturbines een uitgebreid milieueffectrapport had moeten worden gemaakt of niet. Eerder publiceerden wij al over die rechtsvragen, onder andere in Regels windturbines in strijd met Europees Recht (III) en Uitspraak Nevele-arrest en de gevolgen voor vergunningen van windturbines in Nederland.

De Raad van State heeft met de uitspraak de vaste jurisprudentie van Battenoord verlaten. Europees recht dwong en dwingt tot een voorafgaande milieubeoordeling voor windturbinenormen. Voor de algemene normen voor geluid, slagschaduw en veiligheid die in Nederland gelden voor de bouw en het gebruik van windturbines moet op grond van het Europese recht dus zo’n milieubeoordeling gemaakt worden. Tot die tijd mogen deze algemene normen in het Activiteitenbesluit en Activiteitenregeling niet worden gebruikt voor windturbineparken. Deze uitspraak heeft ook gevolgen voor vergelijkbare ruimtelijke besluiten voor windturbineparken in Nederland. De regering is nu aan zet om zo’n milieubeoordeling te maken.

De uitspraak betekent in beginsel niet dat er in de tussentijd geen nieuwe besluiten meer kunnen worden genomen over windturbineparken. Het bevoegd gezag kan in een bestemmingsplan eigen normen stellen, als deze normen maar goed worden gemotiveerd voor het concrete bestemmingsplan. Hoe zonder een materieel toetsingskader dan te beoordelen is dat in dat concrete geval wordt voldaan aan de bescherming of verbetering van de mens en diens leefomgeving is echter volstrekt onduidelijk. Er zal immers met name op grond van de Strategische Milieu Beoordelingsrichtlijn vooraf met wetenschappelijke zekerheid moet worden vastgesteld dat geen verslechtering optreedt. Die bepalingen zijn voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk. Zonder een deugdelijk toetsingskader is dat praktisch vrijwel niet mogelijk, met name niet nu in de praktijk de turbines steeds meer hinder en overlast bezorgen, ook omdat deze steeds hoger worden en langere wieken hebben en dichter in de buurt van de bebouwing en woningen komen te staan. Ook blijken er wel degelijk verbanden te bestaan tussen windturbines en mogelijke gezondheidsschade. Daar wordt steeds meer over bekend en gepubliceerd. Het is intussen de planwetgever dus niet toegestaan om bestemmingsplannen vast te stellen waarvan realisatie zich niet verdraagt met de windturbinebepalingen. De uitvoerbaarheid van het plan is dan niet verzekerd.

De stelling dat windturbines per definitie duurzaam zijn en goed voor mens en milieu is met deze uitspraak volledig op losse schroeven komen te staan. Nederland blijkt welbeschouwd belangrijke en duidelijke Europese afspraken, verdragen, wetten, richtlijnen en regels gedurende zeer lange tijd niet en niet juist te hebben nageleefd. De effectieve rechtsbescherming van de burger, diens lijf, goed en omgeving is daarmee lange tijd eigenlijk een wassen neus geweest. Deze uitspraak is een opmaat om aan die praktijk een einde te maken. Het stellen van prejudiciële vragen op dit onderdeel acht de Afdeling niet noodzakelijk, nu het Nevele-arrest ter zake duidelijk is. Die duidelijkheid moet er nu ook komen voor bestaande en overlastgevende parken.

Omwonenden van bestaande parken kunnen met deze uitspraak in de hand om intrekking vragen van eerder verleende vergunningen. Een op het Europees recht gebaseerde modelbrief staat op onze website.

Het is nu de hoogste tijd om serieus werk te maken van echte innovatie, serieuze duurzaamheid en werkelijke burgerparticipatie, zoals ook onder andere het Verdrag van Aarhus dat van meet af aan heeft bedoeld. Dus effectieve inspraak op het moment dat alle opties nog open staan, niet berekenen, geen jaargemiddelden, maar concreet meten, tijdig het volledige dossier krijgen, om mee te praten en mee te beslissen. In het belang van ons land en van ons allemaal.

Voor meer informatie: Mr Peter A. de Lange

Uitspraak Nevele-arrest en de gevolgen voor vergunningen van windturbines in Nederland

Op dinsdag 6 april 2021 vond bij de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State de bespreking plaats van de mogelijke gevolgen voor de Nederlandse situatie van het Nevele-arrest van 25 juni 2020 van het Hof van Justitie te Luxemburg. Die behandeling van Unierechtelijke vraagstukken vond mede plaats naar aanleiding van de opgeworpen vragen in de zaak die speelt in Goyerbrug, gemeente Houten.

Op dinsdag 15 juni 2021 vond de inhoudelijke vervolgbehandeling plaats van niet-Unierechtelijke vragen in het Goyerbrugdossier, zoals op het punt van geluid en gezondheid, de mogelijke relatie daartussen, slagschaduw, externe veiligheid en vele andere onderwerpen. Op het onderdeel ‘geluid’ gaf deskundige Dr. Ir. J.A.P.M. de Laat, verbonden aan het LUMC in Leiden, een uiteenzetting over de actuele stand van zaken. Prof. Dr. Dr. L. Feenstra, emeritus hoogleraar te Rotterdam, deed dat op het onderdeel ‘gezondheid’. Beide bijdragen waren uiterst waardevol en beschreven de stand van zaken van dit moment.

Uit die uiteenzettingen werd tevens duidelijk dat er enerzijds een verband kan worden aangenomen tussen windturbinegeluid en gezondheid – zoals al eerder aangegeven in de rapportage uit januari 2021 over ‘voorkom het windturbinesyndroom‘  en anderzijds nog veel verdiepend onderzoek nodig is om de bestaande kennishiaten te dichten.

Nu mede uit de Strategische Milieu Beoordelingsrichtlijn  (2001/42/EG) volgt dat het juridisch voorzorgsbeginsel dient te worden gehanteerd, kan op goede grond worden betoogd en volgehouden dat er geen vergunningen voor windturbines mogen worden afgegeven voordat vooraf en met wetenschappelijke zekerheid is vastgesteld dat de gezondheid en de leefomgeving van de mens wordt beschermd of verbeterd. Verslechteren mag dus niet. De overheid en rechter dienen de burger daartegen effectief te beschermen. Het nalaten daarvan is niet alleen niet duurzaam maar vormt een ontoelaatbare inbreuk op grondrechten en het recht op bescherming van een ongestoord gezinsleven. Eén en ander klemt te meer nu de turbines steeds hoger worden en steeds dichter in de buurt van bebouwing en gevoelige objecten worden gerealiseerd. Het vraagstuk is urgent.

Uit onder andere het Raadsadres Gemeente Amsterdam van 29 maart 2021 en de website windwiki.nl blijkt dat steeds meer medici de geconstateerde klachten en zorgen uiterst serieus nemen en zich inspannen hun bevindingen te objectiveren en te delen. Dat is van belang nu de situatie in Nederland in veel opzichten wezenlijk verschilt van die in het buitenland. Intussen dreigen hier wel onomkeerbare situaties en schade te ontstaan.

De recente RIVM-rapportage Klimaatakkoord: effecten van nieuwe energiebronnen op gezondheid en veiligheid in Nederland (2021-0054 van 28 mei 2021) sluit aan bij de bevindingen en conclusies van genoemde deskundigen. Daarbij is intussen ook duidelijk dat er meer effecten zijn en dat die effecten niet beperkt zijn tot enkele (ernstige) hinderbeleving. Die effecten zitten bepaald ook niet alleen ’tussen de oren’.

Het is nu wachten op de uitspraak van de Raad van State. Deze is aangekondigd op een termijn van 6 weken en zoveel langer als daarvoor nodig is, te rekenen vanaf 15 juni 2021. Het Hof van Justitie doet al jaren duidelijke uitspraken over de bescherming van de burger, diens rechten en diens gezondheid. Het wordt de hoogste tijd dat die regels nu ook daadwerkelijk in Nederland toepassing worden nageleefd en toepassing vinden.

Mr Peter A. de Lange

Voor deskundig juridisch advies en bijstand bereikbaar via: Mr Peter A. de Lange